N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vijfde commissie De visitatiecommissie van de rechtspraak komt elke vier jaar met een beoordeling en adviezen. Deze keer ligt de nadruk op meer samenwerking tussen rechters, meer wetenschappelijke inzichten en een strategischer personeelsbeleid.
Wat kunnen rechters leren van zorgprofessionals? Wim van Harten hoeft daar niet lang over na te denken. Rechters, zegt de hoogleraar kwaliteitsmanagement en zorgtechnologie, beschikken evenals zorgmedewerkers over sterke deskundigheid en de bevlogenheid „om het goede te doen”. Rechters schrijven daarnaast niet alleen heel goede uitspraken, ze beseffen ook steeds beter dat de samenleving over hun schouders meekijkt. Zodoende proberen ze zittingen en uitspraken begrijpelijker te maken voor de gewone burger. Ook hebben ze afgelopen jaren meer aandacht gekregen voor de situaties en behoeftes van rechtzoekenden – de menselijke maat.
Tegelijkertijd zouden rechters er ook goed aan doen als ze meer zouden inzien dat kwaliteit meer is dan goede uitspraken schrijven. Goede dienstverlening betekent ook op tijd uitspraak doen, betekent ook nagaan of elke zaak op precies dezelfde manier moet worden behandeld of dat maatwerk een beter resultaat bewerkstelligt.
Zo luiden de belangrijkste conclusies uit het dinsdag gepubliceerde rapport van de visitatiecommissie van de rechtspraak, onder leiding van hoogleraar en ziekenhuisbestuurder Wim van Harten. Elke vier jaar buigt een commissie van rechters, advocaten, wetenschappers en bestuurders van buiten de rechtspraak zich over het reilen en zeilen van de rechtspraak, met als doel na te gaan waar de rechterlijke organisatie zichzelf kan verbeteren. Dit is de vijfde commissie.
Schild om achter te schuilen
Rechtbanken en gerechtshoven werken nog veel te versnipperd en het is dan ook aan te bevelen dat ze vaker de samenwerking opzoeken. Dat begint bij een stevig debat over wat wordt verstaan onder goede dienstverlening aan de maatschappij, stelt de commissie. Dat debat reikt voor rechters veel verder dan alleen goed op de hoogte verkeren van jurisprudentie en andere ontwikkelingen binnen het vakgebied. Daar kan Henk Naves, als voorzitter van de Raad voor de rechtspraak de opdrachtgever van de commissie, zich in vinden. Bestuurders vindt hij te terughoudend in het aanspreken van rechters op hun rol van betekenis voor de organisatie. Daarom is Naves van plan om rechters met het rapport in de hand „een aantal heel lastige, schurende vragen te stellen”. Hij benadrukt dat de autonomie van rechters een groot goed is, maar vindt ook dat die zelfstandigheid geen schild (meer) mag zijn waarachter rechters zich verschuilen om maar niet mee te hoeven denken over het verbeteren en gelijktrekken van werkprocessen.
De werkdruk onder vooral rechters en griffiers neemt toe door complexere zaken en een samenleving die maatschappelijke problemen vaker in de rechtszaal kiest uit te vechten. Die druk wordt versterkt door de ook hier nijpende personeelstekorten. Ongeveer de helft van alle zaken wordt daarom niet binnen de ‘normtijd’ afgehandeld – uit onderzoek van NRC bleek eerder dit jaar zelfs dat in slechts 9 procent van de eenvoudige bestuursrechtzaken over toeslagen of uitkeringen op tijd uitspraak wordt gedaan.
Anders dan het voorlaatste rapport uit 2019, klinkt deze visitatie milder, zalvender, meer waarderend. Toen kregen met name (rechtbank)bestuurders een flinke veeg uit de pan over een weinig divers personeelsbeleid en veel te trage modernisering van de rechterlijke organisatie. Naves: „Het kostte even tijd om het te accepteren en in de spiegel te kijken.”
‘Drastische keuzes’
„Streng werkt niet altijd goed”, zegt Wim van Harten, „maar hoe positief je [de conclusies] ook formuleert, er moet wel wat veranderen.”
Tussen rechtbanken en gerechtshoven bestaan op organisatorisch niveau grote verschillen. De rechtbank Overijssel controleert bijvoorbeeld bij binnenkomende familie- en jeugdzaken steevast of het betreffende gezin al bij een andere zaak is betrokken, zodat het gezin aan dezelfde rechter kan worden gekoppeld. De commissie vindt dat een goed voorbeeld voor andere rechtbanken. En soms moeten „heldere en zo nodig drastische keuzes” worden gemaakt wanneer meer zaken binnenkomen dan rechters aankunnen. Daarvoor is meer samenwerking nodig tussen rechters en andere afdelingen, zoals de administratie en bedrijfsvoering. Tevens lijkt de commissie in het rapport te hinten op het later behandelen van kleine zaken, die vooral vanuit een verdienmodel worden aangespannen. Bijvoorbeeld beroepszaken tegen bekeuringen of belastingaanslagen die door no cure, no pay-bureaus worden aangespannen.
Soms moet „helder en zo nodig drastisch” worden gekozen als rechters te veel zaken krijgen
Verder zouden rechters volgens de commissie wetenschappelijke inzichten zwaarder laten wegen in hun besluiten. Bijvoorbeeld over de vraag of mondeling uitspraak kan worden gedaan. Nu varen rechters te zeer op hun eigen gevoel en kiezen ze te vaak voor het bekende en vertrouwde.
Bijna elke rechtbank heeft te maken met personeelstekorten – al heerst er vooral een tekort aan rechters door de jarenlange bezuinigingen. Het besef dat de vergrijzing door een nieuwe generatie moet worden opgevangen, is te laat ingedaald. Die tekorten zullen volgens de commissie niet zo snel verdwijnen. Personeelsbeleid moet daarom strategischer en moderner worden. „Kijken hoe je met millennials omgaat”, vat Van Harten het samen. Die vinden honderden overuren per jaar niet normaal en wisselen bij onvrede makkelijker van werkgever.
Lees ook dit artikel: Overbelaste rechters: altijd conflicten, niets fout mogen doen